Volgens de akte van overlijden, opgemaakt door een beambte van de Duitse Burgerlijke Stand, is Jacob woonachtig in Almkerk en onderwijzer van beroep. Zijn ouders wonen in Molenaarsgraaf, waar Jacob is geboren, en waar zijn vader als schoenmaker werkt. Jacob is niet getrouwd, zijn geloofsovertuiging is Nederlands Hervormd.

Arbeidsinzet
In werkelijkheid is Jacob werkzaam als ambtenaar bij de PTT, hij werkt op het postkantoor in Dordrecht. Door zijn directeur wordt hij in september 1943 aangewezen voor de arbeidsinzet, Jacob moet vertrekken naar Wenen. Dit is voor hem aanleiding direct onder te duiken. Eerst in Werkendam, en daarna in Nieuwendijk. Het belet Jacob echter niet koeriersdiensten te verrichten en bonkaarten rond te brengen, bestemd voor onderduikers. Hij sluit zich aan bij de KP van het Land van Heusden en Altena, en helpt bij het verbergen van uitgeworpen vuurwapens en munitie. Gevaarlijk werk.

Infiltratie
De bezetter zit niet stil en probeert aan alle kanten het verzet te breken. Eén van de middelen daartoe is het infiltreren van verzetsgroepen, waarbij het winnen van vertrouwen het meest belangrijk is. Daarna kan hard en meedogenloos worden toegeslagen.

Toeval
De groep Peter van der Smit uit Schiedam heeft wapens nodig. Peter gaat op onderzoek uit en wordt in contact gebracht met iemand die er vermoedelijk wel voor kan zorgen. Peter wil alleen onderhandelen als hij de man beter kent. Het blijkt een soldaat te zijn waarmee Peter in de meidagen van 1940 heeft gediend. Ze ontmoeten elkaar geregeld en bespreken de mogelijkheid van een wapendropping. Peter krijgt op een gegeven ogenblik meegedeeld dat in de buurt van Vught een wapendropping vanuit Engeland zal plaatsvinden. Hij moet met zijn groep naar Helvoirt komen om de wapens in ontvangst te nemen. De groep mannen uit Schiedam en Rotterdam is echter te klein, en hoewel Peter met zijn groep niet is aangesloten bij de organisatie van Landelijke Knokploegen (LKP), zoekt hij contact met het verzet in Heusden en Altena. Van daaruit doen nog eens zes mannen mee, onder wie Jacob Advokaat. Op 15 juni 1944 gaan ze op weg naar Helvoirt.

Schuur
De zaak blijkt verraden. Aangekomen bij de schuur in Helvoirt vallen er schoten; er valt één dode, Wim Kempers, en één zwaargewonde in de groep verzetsmannen. Allen worden opgepakt en overgebracht naar de bunker in het Kamp Vught, waar zij vaak en langdurig door de Sicherheitspolizei worden ondervraagd.

Doodvonnis?
Om vijf uur in de vroege ochtend van 29 juli 1944 worden de jongens, betrokken bij deze gefingeerde wapendropping, gefusilleerd. Doodvonnis? Gevangenen komen in die tijd niet meer voor de rechter: gerechtshoven zijn op bevel van Hitler sinds 1 juli opgeheven.

Vader
Ook Jacob Advokaat wordt gefusilleerd. Op 28 augustus 1944 krijgt de familie daarvan bericht. Een nieuwe zware slag; op 20 juli, ruim één week voordat Jacob aan zijn einde komt, overlijdt zijn vader. Het is niet bekend, of Jacob dat heeft geweten.

Bronnen:

• NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies
• Schaduwen over Schiedam : gebeurtenissen en belevenissen tijdens de bezettingsjaren 1940-1945 / onder eindred. van Bas van Bochove, Ser Louis en Herman Noordegraaf. Schiedam : Fonds Historische Publikaties Schiedam, 1996. 2e druk. Deel 2. 
• A. Korpel. De Waard in oorlogstijd. Deel 1
• Het Grote Gebod : Gedenkboek van het Verzet in LO en LKP. Kampen : Kok, 1989. 4e druk. 2 delen. 
• J. Buitkamp. Verzet in West-Brabant. Breda: Generaal Maczekmuseum, [1985]. Dl. 2 : de Biesbosch en het Land van Heusden en Altena.