Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.
Eén van de kinderen van Herman Alers schrijft in 2003 – op 73-jarige leeftijd – het volgende over het leven en het karakter van haar vader en het gezin:
Mijn vader wordt geboren op de Prinsengracht 272 in Amsterdam als derde zoon in een net Rooms-katholiek middenstandsgezin. Zijn lagere schooltijd brengt hij door op kostschool bij de broeders van St. Louis in Oudenbosch, daar leert hij ook prachtig pianospelen. Daarna voltooit hij de HBS aan het katholieke Ignatiuscollege in Amsterdam. Vervolgens krijgt hij een baan bij het Bevolkingsregister van de hoofdstad en wordt na enige tijd bevorderd tot adjunct-bureauchef. Hij wordt zeer gewaardeerd als collega, en heeft een goed gevoel voor humor.
Echtgenoot en vader
In mei 1924 trouwt Herman met Elisabeth Maria Josephina Rerink, geboren 27 augustus 1895 in Amsterdam en afkomstig uit een vijftien kinderen tellend middenstandsgezin, ook katholiek. Herman en Lies krijgen vier kinderen, drie dochters en één zoon. Herman is een gelovig mens, geestig, muzikaal en koningsgezind. Hij houdt van gezelligheid en verjaardagen, maar communiefeesten, vijf december en Kerstmis zijn hoogtijdagen waar pianospelen en zingen nooit ontbreken. Aan ons, kleine kinderen, vertelt hij in de winter leuke en spannende verhalen. Hij is een goede en lieve echtgenoot en vader.
Verzet
Als de oorlog uitbreekt en voortduurt is hij vaak in gedachten verzonken, en de lust tot pianospelen wordt minder. Op de één of andere manier komt hij met het verzet in aanraking, en wordt ook benaderd door paters uit onze parochiekerk. Uit hoofde van zijn beroep weet hij aan diverse belangrijke papieren te komen die in de oorlog verplicht en onontbeerlijk zijn, zoals persoonsbewijzen en stamkaarten, waarop men weer bonkaarten voor levensmiddelen krijgt.
Persoonsbewijzen
Joodse mensen hebben een duidelijke J op hun persoonsbewijs staan, door het verzet worden deze persoonsbewijzen vervangen door een document zonder J. Ook wordt het Bevolkingsregister in brand gestoken, waardoor veel persoonsgegevens geheel of gedeeltelijk verloren gaan. Het personeel, onder wie mijn vader, wordt verplicht thuis de kaarten te vernieuwen. Bij deze werkzaamheden wordt gegoocheld met gegevens, waardoor menigeen onvindbaar wordt voor de Duitse bezetter. Bij ons thuis komen zo onopvallend mogelijk verzetsmensen even langs en ontvangen dan van mijn vader de nodige papieren. Hierdoor worden velen uiteindelijk gered van transport naar Duitse concentratiekampen en tewerkstelling in Duitsland.
Arrestatie
Op maandag 17 juli 1944 komt de Gestapo om half negen in de ochtend met veel drukte het Bevolkingsregister binnen. Iedereen moet blijven waar hij is; er worden zes namen voorgelezen – ook die van mijn vader. Zij moeten naar voren komen en worden gearresteerd, vervolgens naar de gevangenis aan het Kleine Gartmanplantsoen in het centrum van Amsterdam gebracht. Mijn moeder, die even naar het kantoor gaat met een boodschap voor vader, wordt apart in een kamer op de hoogte gebracht en komt met dit angstige nieuws naar huis. Contact met mijn vader is verboden, geen enkel bezoek of briefje wordt toegestaan. Uit angst voor ondervraging worden mijn zusje (12 jaar) en ik (14 jaar) ondergebracht bij boerengezinnen in Uden. Op elke boerderij is wel een onderduiker of een kind uit de grote stad aanwezig.
Op 3 augustus 1944 wordt mijn vader, met zijn vijf collega’s, naar Vught getransporteerd en de volgende dag, 4 augustus, zonder enige vorm van proces in de bossen gefusilleerd.
Weduwe
Half augustus worden mijn moeder, oudere zus (18 jaar) en mijn broer (16 jaar) via het Rode Kruis door onze pastoor thuis op de hoogte gebracht. Officieel wordt het haar op 22 augustus kil en zakelijk meegedeeld op een kantoor van de Grüne Polizei aan de Euterpestraat in Amsterdam. Mijn zusje en ik worden eind augustus, bij thuiskomst uit Uden, door een parochiepater op de hoogte gesteld. De schoolvakantie is voorbij. Mijn moeder blijft achter met vier opgroeiende kinderen, met de hongerwinter voor de deur. Zij is een bijzonder flinke vrouw, klaagt nooit en cijfert zich volkomen weg voor ons; zij maakt het leven in ons gezin zo prettig mogelijk.
Verdriet
De bevrijding beleven wij, zoals iedereen kan begrijpen, met gemengde gevoelens. Mijn moeder heeft haar verdere leven inwendig, ondanks dat ze van haar kleinkinderen geniet, veel verdriet gekend. Mijn broer moet in 1947 voor drie jaar naar Indië, in 1970 komt hij bij een verkeersongeluk om het leven, 42 jaar. Mijn moeder sterft rustig op 11 september 1978, in de leeftijd van 83 jaar.
Onderscheiding
Op maandag 11 september 2017 wordt aan Herman Alers postuum de Yad Vashem-onderscheiding ‘Rechtvaardigen onder de Volkeren’ uitgereikt.
Bron:
- Dochter van Herman Alers