Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.
Frans is het tweede kind van Theodora Gerris en Theodorus Mol. Theo werkt als kelner in een hotel aan de Markt in Den Bosch. Het gezin woont in de Hinthamerstraat nummer 93, boven een slagerswinkel. Frans gaat naar de Aloysiusschool en volgt daarna de handelsschool in de St. Josephstraat. Zijn ouders verhuizen vaak en komen uiteindelijk in Den Haag terecht, waar zijn vader een eigen zaak begint. In 1917 overlijdt zijn moeder, de zus van Frans wordt verantwoordelijk voor het huishouden.
Helpen
Als Frans zeventien jaar is werkt hij bij Philips op kantoor. Daarna krijgt hij een baan als boekhouder bij een textielfabriek in Helmond. In 1924 trouwt hij met Truus Karels uit Gorinchem. Na enkele jaren vestigen zij zich in Den Haag, waar Frans de kost verdient als boekhouder bij een drukkerij. In 1936 wordt hun zoon geboren, die zij vernoemen naar de vader van Frans, Theo. In 1941 komt Frans in dienst van het Gewestelijk Arbeidsbureau aan de Prinsengracht in Den Haag. Het gezin woont aan de Stationsweg nummer 29. Frans staat bekend als iemand die altijd klaar staat om te helpen, nee zeggen kan hij niet. Hij is overtuigd katholiek en actief lid van de R.K. Staatspartij. Al snel raakt hij betrokken bij het verzet als een beroep op hem wordt gedaan vrijstellingen voor de Arbeitseinsatz te verlenen.
Leider
Als leider van de Haagse verzetsgroep Voor God en de Koning is Frans betrokken bij hulp aan onderduikers. Het vinden van adressen, onderduikers voorzien van bonkaarten en valse papieren, het bestellen van valse stempels, en het maken van plannen bij Frans thuis. Daar logeren ook regelmatig joodse onderduikers, in afwachting van een meer permanent adres.
Inval
De verzetsgroep wordt geïnfiltreerd door een provocateur. Na afloop van vergaderingen meldt deze zich bij de Duitse autoriteiten. Als de groep daar achter komt wordt hij in de Eskamplaan door een Knokploeg uit de weg geruimd. Helaas is het kwaad dan al geschied. In de avond van 19 juni 1944 doet de SD een inval in het huis van Frans. Iedereen die die avond aanbelt wordt gearresteerd. Onder zware bewaking worden zij overgebracht naar het Oranjehotel in Scheveningen, ook Truus en Theo van zeven jaar. De volgende dag al worden zij overgebracht naar het concentratiekamp Vught.
Vught
Frans belandt in Vught in de ziekenbarak, hij is totaal ingestort. Truus en Theo zitten zes dagen in de bunker, daarna werkt Truus even in het Philips-Kommando. Vervolgens is het haar taak ’s morgens in haar eentje de bedden in de barak op te maken, 180 bedden. Als zij en Theo na twee maanden worden vrijgelaten, zien ze Frans nog een keer op afstand achter het prikkeldraad. Als Truus thuiskomt is hun woning totaal leeggeplunderd. Van Frans hoort ze niets. De geallieerde legers rukken steeds verder op en naderen het zuiden van Nederland. De hoop op een spoedig einde van de oorlog neemt toe. Begin september echter wordt het Kamp Vught in allerijl ontruimd, de gevangenen worden overgebracht naar Duitsland. Veel verzetsstrijders worden nog zonder vorm van proces op de fusilladeplaats nabij het kamp om het leven gebracht, onder wie ook Frans Mol.
Na de bevrijding gaat Truus naar Vught om navraag te doen naar Frans. Daar verneemt ze het verschrikkelijke bericht dat haar man op 4 september 1944 is gefusilleerd.
Bronnen:
- NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies
- J. Damen. Trouw tot in den dood: Over vijftien verzetsstrijders 1940-1945
- Familie