Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.
Jan Visser wordt op 6 maart 1887 geboren als vierde kind van Gerben Rienk Visser, koopman, en Lolkje Schrader. Als Jan vijftien jaar is, overlijden zijn beide ouders aan tbc. Hij komt in huis bij zijn oudste broer Rienk, die een kruidenierswinkel in Leeuwarden heeft. Jan raakt geïnteresseerd in nieuwe kunststromingen: de Jugendstil en Art Nouveau. Hij is geen kunstenaar, maar heeft wel gevoel voor het ‘kunstige’, de techniek van schilderen en lettertekenen in de nieuwe stijl.
Brussel – Leeuwarden – Parijs
Om het vak goed te leren, mag Jan naar Brussel, naar de beste vakschool in die tijd: de École Supérieure de Peinture Logelain. Op 1 oktober 1909 trouwt Jan met Aaltje Bergema. Het echtpaar woont in Leeuwarden. In 1910, Jan is dan 23 jaar, wordt zijn werk op de Wereldtentoonstelling in Brussel met een gouden medaille bekroond. Later gaat Jan naar Parijs, om zich nog verder te bekwamen. Als hij gediplomeerd terugkomt in Leeuwarden richt Jan daar de schilderschool Sint Lucas op, waar hij leerlingen de techniek bijbrengt die hij in Brussel en Parijs heeft geleerd.
Leliegracht
In 1921, het gezin telt inmiddels vijf kinderen, wordt Jan door het Schildersbedrijf W.K. Wits en Zoonen gevraagd om het pas opgerichte filiaal in Amsterdam te gaan leiden. Hij grijpt die kans, het gezin verhuist naar Amsterdam en gaat wonen op de Leliegracht 42. Daar worden nog twee kinderen geboren. Onder leiding van Jan groeit het filiaal uit tot een groot scheepsschildersbedrijf. Het bedrijf is gevestigd op het terrein van de NDSM [de Nederlandse Dok en Scheepsbouw Maatschappij] in Amsterdam-Noord. Daarmee bestaan goede relaties en daar komen de meeste opdrachten vandaan.
Jan neemt ook volop deel aan het bloeiende gereformeerde leven in Amsterdam. Twee van zijn zonen worden opgeleid aan de Vrije Universiteit tot gereformeerd predikant.
Grüne Polizei
Op 15 september 1942 zet de Grüne Polizei plotseling het terrein af en arresteren de directeur, Jan Visser. Hij wordt verdacht van het zo niet plegen, dan in ieder geval beramen van sabotage-activiteiten met betrekking tot Duitse schepen die in de Amsterdamse haven liggen. Op 16 november wordt Jan naar het bureau van de Rivierpolitie in Rotterdam gebracht en daar gevangen gezet. Hij schildert er onder meer een zelfportret. Begin november wordt hij overgebracht naar Kamp Amersfoort.
Kamp Vught
Op 13 januari 1943 gaat Jan met het eerste transport vanuit Kamp Amersfoort naar Kamp Vught. Hij schrijft daarover op 21 januari het volgende:
Plotseling moesten wij opbreken en naar Vugt gaan. Nog grooter, nog ruwer. Een treurige stoet van Proffen, Doktoren, Leeraren, generaals, majoors, kolonels…..kortom de bloem van het leger. De tocht was niet best. Beladen met bagage, op klompen, in oude militaire pakken, moesten wij een uur loopen, toen in een goederenwagen en daarna ruim twee uur loopen van den Bosch naar Vugt. Oververmoeid aangekomen. Door de lange marschen maar tevens door zwakte en ondervoeding.
Pellkartoffeln
Jan Visser maakt deel uit van de eerste groep gevangenen voor het nieuwe Schutzhaftlager. Een beperkte groep van ongeveer 250 man. Het transport vindt plaats op woensdag 13 januari, de winter is streng. Het kamp is nog niet afgebouwd. Het keukengebouw is niet klaar, alleen de keuken voor de SS werkt. In de meeste barakken zit nog geen glas in de vensters. In de eerste week zijn er geen matrassen en dekens. Zelfs geen etensbakjes. Er is al evenmin een ziekenboeg. Kommandant Chmielewski protesteert tevergeefs bij zijn superieuren dat er nu al gevangenen zijn. Het eten bestaat per dag uit een beker of muts koude Pellkartoffeln [aardappels in de schil], warm water met koolblaadjes en een stukje brood met wat jam.
In zijn brief van 21 januari schrijft Jan verder:
Maar na enige dagen begon het ook hier te dagen. Ik heb een betrekking gekregen bij den Heer ….. wiens naam ik op bijgaand papier vermeld. Was dat niet gekomen, ik had gevreesd voor mijn leven. Nu borden schilderen bij een warme kachel en ben mijn patroon dankbaar dat hij dit werkje voor mij heeft uitgezocht. Van het gedoe heb ik spit gekregen; en nu moet deze kachel mij redden. Want bovendien heb ik dikke voeten van de ondervoeding wat door stil te zitten en bijvoeding veranderd kan worden. Ik heb nog steeds hoop op deze laatste helft der maand voor vrijlating. Zoo niet dan zet ik het direct op 15 maart a.s., precies 1/2 jaar. Op de achterkant van deze brief staat een verzoek om een reeks artikelen; zeep, bouillonblokjes, koffie, thee, basterdsuiker. In een bus met een hangslot erop, anders is alles weg in 1 nacht.
De dag nadat Jan deze brief schrijft, dus op 22 januari, overlijdt hij.
Familiearchief
Als een mens overlijdt, komt altijd de vraag: Waarom en hoe? Omdat we denken: dat kan toch niet zomaar, vanzelf gebeuren? Die vraag rijst helemaal als de overledene de dag tevoren nog zo’n ‘nietsvermoedende’ brief schrijft. Wat is er gebeurd?
In het familiearchief bevindt zich een los, merkwaardig strookje papier, waarop het volgende getypt staat:
Groet hartelijk Mevrouw Visser te Amsterdam. Ik kan mij den toestand dier familie levendig indenken. Vrijdag jl. 12 uur heb ik Visser nog onder mijn arm mede genomen van de schilderswerkplaats met door Odeum zeer gezwollen voeten en beenen en naar het ziekenbarak gebracht. Zijn toestand was toen al ernstig, maar hijzelf was blijmoedig gestemd alhoewel hij erg leed met bijkomende longontsteking welke vliegend is toegenomen. Zijn laatste gedachten waren aan huis, zijn vrouw en zonen, de predikanten en hij is heengegaan met de woorden van psalm 119 berijmd: De Heer is mijn genoegzaam deel, mijn lot. (vers 29).
Geen afzender.
Begraven
Als Jan Visser overlijdt, is er nog geen crematorium in het kamp. Overledenen worden ergens binnen het kamp begraven. In het door Hetty Voûte geschreven boekje Het feit van overleven verplicht staat: Later, toen er in het Kamp Vught een crematorium was gebouwd, werden ook hun lichamen alsnog verast. De as werd verstrooid achter het crematorium. Tegenwoordig is op die plek een ereveld aangelegd.
Sterbeurkunde
Pas op 15 december 1943 wordt een Sterbeurkunde door de Duitsers opgemaakt van Jan Visser, Kunstmaler, evangelisch. Daarop staat als tijdstip van overlijden gemeld: 22 Januar 1943 um 16 Uhr. In het Sterbebuch, dat pas na de oorlog opduikt, staat als oorzaak vermeld: Herz- und Kreislaufschwäche bei Oedem.
Schilder
Jans jongste zoon Wim zegt: Jan Visser bleef altijd, tot zijn dood toe, schilder. Schilder van schepen, van hout, van letters, maar ook van schilderijen. In zijn vrije tijd heeft hij vele tientallen landschappen en stillevens geschilderd. Ze zijn alle het aanzien waard. Zelf heb ik vijf heel mooie schilderijen, en ik kijk er altijd met bewondering en met en tikje weemoed naar. Een kostbaar bezit, een prachtige, tastbare herinnering.
Tekst: Wim Visser, jongste zoon van de in het concentratiekamp Vught overleden Jan Visser. Oktober 2005
Bronnen:
- Archief familie Visser
- Archief Wim Visser
- Het door Jan Visser (kleinzoon van de overledene) geschreven boekje Afblijven! G.R.V. – Kroniek van een domineesgezin.
- Erfgoed in verf : Jan Visser 1887 – 1943. J. Visser: 2006
- Schilderijen in particulier bezit:
- Zelfportret 39 x 29 linnen 19.10.’42
- Koeien met molen 47 x 58 linnen
- Klaprozen 50 x 105 linnen