Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.
Gerrit de Waard wordt in 1920 in Zwijndrecht geboren. Hij is de oudste zoon in een gereformeerd gezin met zeven kinderen. Vanaf 1940 werkt hij als gemeenteambtenaar. Eerst bij de afdeling Sociale Zaken, later bij het distributiekantoor van de gemeente Zwijndrecht. In 1942 wordt de burgemeester van Zwijndrecht als gijzelaar naar Sint-Michielsgestel gebracht. Zijn opvolger is A. Aeckerlin, een NSB-burgemeester. Gerrit komt verschillende malen in conflict met de nieuwe burgemeester, onder meer over het verwijderen van NSB-propaganda van de ramen van het distributiekantoor door Gerrit.
In april 1943 wordt bekend dat alle Nederlandse militairen zich voor krijgsgevangenschap moeten melden. Als reactie breken op verschillende plaatsen in het land stakingen uit: de April/Mei-stakingen. Ook in Zwijndrecht wordt gestaakt. De burgemeester neemt strenge maatregelen: alle stakers moeten worden gearresteerd en directeuren van stakende bedrijven moeten met hun personeelsadministratie op het gemeentehuis verschijnen. Het korps gemeentepolitie is niet groot genoeg om deze opdracht uit te voeren. Daarom worden ook leden van de Luchtbescherming en de Hulppolitie bij deze actie ingeschakeld. Iedereen krijgt een lijst met stakers die moeten worden gearresteerd. Gerrit de Waard is, als ambtenaar, ook benoemd tot lid van de Hulppolitie. In zijn aanstelling staat echter dat hij moet assisteren “in geval van luchtalarm en bominslag”. Op grond hiervan weigeren Gerrit de Waard (22 jaar) en Jan van den Herik (43 jaar) de opdracht om landgenoten te arresteren.
De kogel
Beide mannen worden door de burgemeester ontboden, die in gezelschap is van twee leden van de Duitse Sicherheitsdienst. Van de Waard en Van den Herik wordt geëist dat zij stakers gaan arresteren, weigering betekent dat ze gefusilleerd zullen worden. De twee blijven weigeren, tot driemaal toe. Eén van de SD’ers, Hoffmann, klopt Gerrit op de schouder en zegt: Jongen, je bent toch nog veel te jong om te sterven. Gerrit antwoordt dat hij het hier mee eens is. Hoffmann vraagt hem waarom hij dan geen stakers wil ophalen, waarop De Waard zegt: omdat ik mei 1940 nog niet vergeten ben én Rotterdam. Hoffmann wordt woedend en roept dat de twee weigeraars direct ingesloten moeten worden en de kogel zullen krijgen. Gerrit en Jan worden door politiemensen in een politiecel onder het gemeentehuis geplaatst. De volgende dag kunnen ze daar in het geheim door familie bezocht worden, dankzij een rechercheur en de gemeentebode. Vervolgens worden ze naar Rotterdam gebracht en verschillende malen met de dood bedreigd, maar daarna toch vrijgelaten. Dit tot grote woede van de burgemeester.
Schuilnaam
Gerrit duikt begin mei 1943 onder en negeert zijn oproep voor tewerkstelling in Duitsland. Een onderduikadres vindt hij bij de ouders van zijn verloofde in Rotterdam. Hij raakt betrokken bij de illegaliteit: de LO afdeling Rotterdam (Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers) en vanaf januari 1944 in de TD-groep Rotterdam (Technische Dienst). Zijn schuilnaam is Peter. Hij begint met spionagewerk bij de Duitse verdedigingswerken in Hoek van Holland. Later begeleidt hij onderduikers naar onderduikadressen en werkt mee aan de vervalsing van persoonsbewijzen en stamkaarten. Gerrit zet zich met name in om mensen te helpen. Hij gaat uiterst voorzichtig te werk. Zijn verloofde en haar ouders weten absoluut niet wat hij doet.
Valstrik
Op een dag meldt zich bij Gerrit een onderduiker. Deze vertelt dat zijn vrouw pas een baby heeft, ze zitten ondergedoken op een zolderkamer, ze hebben niets. Gerrit gaat met hem mee en het verhaal lijkt te kloppen. Gerrit belooft hulp en spreekt met de man een tijdstip en plaats af voor de volgende ontmoeting. De onderduiker blijkt een verrader. Gerrit de Waard wordt gearresteerd en op 1 augustus 1944 naar het hoofdbureau van politie gebracht: het Haagsche Veer. Hier wordt hij twee weken lang verhoord door de Sicherheitsdienst.
Gefusilleerd
Half augustus wordt Gerrit de Waard overgebracht naar Kamp Vught. Tijdens het transport doet hij een poging te ontsnappen, maar dat mislukt. In Vught ontmoet hij een vriend uit het verzet: Tjeerd van ’t Hul, die in het kamp bij Philips werkt. Ook Gerrit wordt hier tewerkgesteld. Dit lijkt een gunstig teken. Op 30 augustus 1944 wordt Gerrit echter met 22 andere mannen doodgeschoten op de fusilladeplaats van Kamp Vught. Hij is 24 jaar.
In juli 1945 krijgt de familie van het Rode Kruis het definitieve bericht van zijn overlijden. In Zwijndrecht wordt een straat naar hem vernoemd.
Bronnen:
- Onderzoek Mevrouw A.P. van Wuyckhuyse – de Waard
- Gemeente- en politie-archief Gemeente Zwijndrecht
- NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies
- Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR)