Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.
Douwe Werkman en zijn vrouw Greet openen in 1941 een christelijke boekhandel aan de Utrechtse Oudegracht. Twee jaar later wordt de winkel een aanloop- en vergaderadres van verspreiders van het verzetsblad Trouw. ‘Boven een winkel vergaderen viel niet zo op,’ vertelde Greet Werkman bij het gouden jubileum van de boekhandel in 1991. ‘Soms bleef iemand slapen die niet meer voor spertijd naar huis terug kon.’ Boven de winkel vinden ook onderduikers een schuilplaats.
Opgewacht door de SD
Eind september 1943 vallen op het Utrechtse Stationsplein twee topverspreiders van Trouw in handen van de SD. Beiden kennen het contactadres aan de Oudegracht, wat voor Werkman reden is onder te duiken. ‘Maar we hadden de zaak en ons eerste kind, en het tweede was op komst,’ schetste zijn vrouw vijftig jaar later het dilemma. Op 15 oktober 1943, drie weken na de arrestaties op het Stationsplein, keert Werkman huiswaarts voor een afspraak. De SD zit op hem te wachten.
Gevangene in Haaren en Vught
Werkman wordt afgevoerd naar de SD-Polizeigefängnis in Haaren. Twee maanden later bevalt zijn vrouw van een zoon die zijn naam krijgt, maar zijn vader nooit zal zien. Eind juli 1944 wordt Werkman, samen met de andere in Haaren vastzittende Trouw-gevangenen, naar Kamp Vught overgebracht. Op 5 augustus 1944 worden ze tot de doodstraf veroordeeld. Hun levens lijken dan nog te redden. Via-via bereikt de Trouw-leiding een ultimatum: als de uitgave van de krant stopt, worden de doodvonnissen niet uitgevoerd. Het ultimatum wordt verworpen en de Trouw-verspreiders worden gefusilleerd: zes, onder wie Werkman, op de avond van 9 augustus 1944, zeventien de volgende avond.
Zoon mist zijn vader
Begin jaren negentig stelt Douwe Werkman junior herhaaldelijk de afwijzing in 1944 van het Duitse ultimatum ter discussie. Was het voortbestaan van Trouw het wel waard geweest dat kinderen zonder vader moesten opgroeien? Uit nader onderzoek, in 1994, blijkt echter dat het ultimatum slechts Spielerei van de SD is geweest. Het lot van ‘de drieëntwintig van Trouw’ stond in juli 1944 al vast. De bevindingen kunnen Werkman niet bevredigen, maar op dringend verzoek van zijn moeder, die nog steeds de boekhandel aan de Oudegracht drijft, mijdt hij voortaan de publiciteit. ‘Je moet stoppen,’ zegt ze. ‘Ik ga er aan kapot.’ Na de dood van zijn moeder, in 2002, treedt Werkman, leraar godsdienst en maatschappijleer, weer met de oorlogsgeschiedenis van zijn vader op de voorgrond. In 2014 overlijdt hij. ‘Het trauma dat de oorlog hem had bezorgd, is eigenlijk nooit meer geheeld,’ herdenkt een oud-collega hem.
Bronnen:
- Onderzoek en tekst: Peter Bak
- archief Trouw, Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden) van de Vrije Universiteit
- ‘Een monument voor Douwe, zo zie ik onze boekhandel’, in: Trouw, 5 september 1991
- A. Schipper, ‘Verzet? Je speelt met meer dan je iegen leven’, in: Trouw, 1 mei 1993
- D. Werkman, ‘Respect voor het menselijk leven dient altijd voorop te staan’, in: Trouw, 11 mei 1993
- Sterbebuch 1944
- Erelijst van gevallenen 1940-1945