Wytze is politieagent en wordt in 1942 tewerkgesteld in Duitsland. Door de slechte omstandigheden wordt hij ziek en mag terugkeren naar Nederland. Teruggekeerd schrijft Wytze het pamflet “Ik zag Duitsland”. Door zijn contacten komt Wytze makkelijk met het verzet in aanraking. Hij begint als koerier maar door zijn enorme doorzettingsvermogen stijgt hij snel in aanzien. Wytze werkt dan voor de verzetsgroep Van der Meulen en verricht spionagewerk. Onder andere in Nes waar de Duitsers een militair kamp bouwen en bij het vliegveld Leeuwarden. Wytze is in 1944 een van de belangrijkste medewerkers. Er zijn dan al contacten gelegd met Londen. Dokkum wordt een van de belangrijkste informatiecentra van het verzet. Als in 1944 een afdeling Landwacht in Dokkum gelegerd wordt, moet Wytze onderduiken.
Opname psychiatrisch ziekenhuis
Wytze belandt in Wassenaar en komt hier met de plaatselijke LO in contact. Via de leider van deze verzetsgroep, Leystra, krijgt Wytze werk bij het Bedrijfschap voor Vee en Vlees. Wytze raakt echter in psychische moeilijkheden en wordt in een psychiatrisch ziekenhuis opgenomen. Desondanks gaat hij door met zijn verzetswerk. Op 22 juni 1944 wordt het psychiatrisch ziekenhuis door 28 SD’ers omsingeld en toch ziet Wytze nog kans om spullen te verbergen. Na zijn arrestatie laat hij niets los en wordt naar Kamp Vught getransporteerd.
Op 4 september 1944, de dag vóór alle gevangenen naar Duitsland worden getransporteerd vanwege het naderen van de geallieerde troepen, wordt Wytze op de fusilladeplaats nabij kamp Vught om het leven gebracht.
Leystra wordt vanuit Kamp Vught met het eindtransport naar Duitsland gestuurd en gooit een briefje uit de trein waarop staat dat Wytze Woudsma op 4 september 1944 is omgebracht. Pieter Leystra komt op 5 april 1945 in een buitenkommando van Neuengamme om het leven.
Wytze’s broer Petrus komt om op 3 april 1945 in Leeuwarden en wordt begraven op de gemeentelijke begraafplaats in Dokkum.
Bronnen:
- Sterbebuch 1944
- Het Grote Gebod deel 2, blz. 183/186/190-192/194/197/200/225/227/352
- Oorlogsgravenstichting