Beschrijving
De joodse student David Koker (1921) woonde met zijn familie in Amsterdam tot hij in de nacht van 11 februari 1943 van huis werd gehaald en naar kamp Vught gebracht. Tijdens zijn gevangenschap houdt hij een dagboek bij, dat in stukjes en beetjes het kamp uit wordt gesmokkeld. Het dagboek is integraal bewaard gebleven en loopt van 11 februari 1943 tot en met 8 februari 1944. David schreef ook gedichten, dit alles met grote opmerkzaamheid en inzicht in de barre omstandigheden. In het concentratiekamp gaf hij les aan andere joodse kinderen. Ook werkte hij voor het Philips-Kommando.
Op 2 juni 1944 wordt de familie Koker op transport gezet naar Auschwitz-Birkenau. David kan nog net een briefje vanuit de trein werpen: ‘Lieve vrinden, we zijn nu dicht bij de grens. Het is wel teleurstellend, maar we waren erop voorbereid en zijn vol vertrouwen. Ik denk veel aan jullie. (…) Ik heb alle brieven en foto’s bij me. M’n liefste bezit. Wanneer zien we elkaar weer? Dat zal nu wel lang duren. Maar erdoor komen we. (…) Heel veel liefs jongens, bedankt voor alles. Tot ziens.’
De moeder van David en zijn broer Max overleven de oorlog; David sterft tijdens een ziekentransport naar Dachau in 1945.
Het boek bevat een voorwoord van Karel van het Reve, die over David schreef: ‘Hij was mijn beste vriend’, toen het dagboek in 1977 voor het eerst verscheen. Broer Max Koker schreef een nawoord waarin hij zijn herinneringen aan David beschrijft. De herdruk is mede mogelijk gemaakt door de Stichting Vriendenkring Monument Kamp Vught.